op reis door het jeugdveld |
op reis door het jeugdveld |
De regels voor de anderhalve-metermaatschappij roepen veel vragen, onzekerheid en ergernis op. Iedereen spreekt erover, want de regels zijn niet zwart-wit, maar grijs. Je moet – of mág? – zelf uitvogelen hoe je ze toepast. De verontwaardiging daarover blijkt uit tal van commentaren en artikelen waarin de regels ‘vrijblijvend’ genoemd worden. Wat bedoelt men daar toch mee? Wie blijft er vrij, waarvan? En is dat erg? ‘Het is een uitnodiging om maar wat aan te rommelen’, stond in mei in Trouw. De toepassing van de regels leidt tot spanningen tussen rekkelijken en preciezen. Het woord ‘vrijblijvend’ klinkt in die commentaren niet positief. Eerder lauw, slap, vaag. Oneerlijk. Onwerkbaar. Filosoof en bestuurskundige Robert van Putten stelde in juni vast (ook in Trouw) dat mensen om méér regels en protocollen vragen, in de verwachting dat dit helpt om de boel onder controle te houden. Ze zouden ook om meer speelruimte kunnen vragen om een situatie te mogen inschatten op basis van eigen praktisch inzicht. Het valt hem, net als mij, op dat dit niet gebeurt. Mijn belangstelling voor het gebruik van het woord ‘vrijblijvend’ komt niet voort uit Ruttes regels maar uit mijn vakgebied: de jeugdhulppraktijk. Daar hoor ik het verrassend vaak. Bijvoorbeeld als mijn collega’s mopperen over vrijblijvendheid in de organisatie. Ze doelen dan op onduidelijke voorschriften die tot verschillen in interpretatie en uitvoering leiden. Ook zij ervaren dit als een uitnodiging om ‘maar wat aan te rommelen’. In mijn beleving is het precies omgekeerd: het ‘grijs’ in de regels brengt weliswaar vrijheid van handelen met zich mee, maar óók de plicht om je professionele verstand te gebruiken. Dat is moeilijk, maar niet vrijblijvend. Als alles zou zijn voorgeschreven zou je zelf niet meer hoeven nadenken – en dát zou pas vrijblijvend zijn. Soms houden hulpverleners ouders voor dat ‘hulp vrijwillig, maar niet vrijblijvend’ is. Het is een innerlijk tegenstrijdige stelling omdat de jeugdhulpverlener zo in zijn eentje de voorwaarden voor het contact en de hulp probeert te bepalen en op die manier de vrijwilligheid pootje haakt. Ook in vrijwilligersorganisaties hoor je de slogan ‘het is vrijwillig maar niet vrijblijvend’ regelmatig. Meestal bedoelen ze dan dat de vrijwilliger zich moet voegen in een werkgever-werknemer-verhouding. Maar afspraken over de inzet als vrijwilliger maak je logischerwijs samen. Ook hier schuurt het gebruik van het woord ‘vrijblijvend’ dus. Het kan ook anders. Dat liet het Rode Kruis zien toen zij in een succesvolle campagne jongeren opriep om EHBO-er te worden. Voor 52 uur per jaar. Wanneer en waar: dat is aan jou. Je kiest dus zelf om bij, ik noem maar wat, Bevrijdingspop of bij André Rieu actief te zijn. Het woord ‘vrijblijvend’ viel nergens. Wel boden ze de aspirant-EHBO-er duidelijkheid en vrijheid. De relatie Rode Kruis – vrijwilliger werkt naar twee kanten. Daar zit een sleutel, vermoed ik. Wanneer men iets ‘te vrijblijvend’ of juist ‘niet vrijblijvend’ acht, dan schort er iets in de dialoog over de voorwaarden waaronder je samenwerkt. Er hangt een oordeel over de ander in de lucht. Soms over de regelsteller. Soms over de beoogde regelvolger. Maar dat oordeel wordt niet concreet. Laten we daarom het woord ‘vrijblijvend’ alleen in de strikte, juridische betekenis gebruiken: ‘een aanbod dat onverwijld na aanvaarding nog herroepen kan worden’. Van beide kanten. Zit je in een ‘vrijblijvende relatie’? Dan heb je dat met zijn tweeën vastgesteld. En nodigt de hypotheekadviseur of de keukenboer je uit om ‘geheel vrijblijvend’ offerte aan te vragen? Weet dan dat die vrijheid, blijheid niet alleen jou als potentiële koper dient, maar ook de verkoper. Die mag zijn prijs op een later moment gewoon nog verhogen. In alle andere situaties is het woord onbruikbaar. Mij zal je het woord niet in de mond horen nemen. Ik blijf hulpverleners naar hun professionele afwegingen vragen, net als Rutte burgers aan blijft spreken op hun gezonde verstand. Niemand kan lui leunen op ‘wat is voorgeschreven’. We zullen van situatie tot situatie, van terras tot concertzaal en touringcar, moeten bedenken wat er kan, wat er nodig is en wat wenselijk is. Een ander doet dat niet vóór je; noch in de anderhalve meter-maatschappij, noch in de jeugdhulp. En zonder gesprek over de toepassing van regels is een klacht over ‘vrijblijvendheid’ nogal vrijblijvend. Dat gesprek zoek ik in de komende periode nog bewuster op.
0 Comments
Leave a Reply. |
Archief
April 2024
thema's
All
|